Een tijdje geleden deed ik mee aan een verhalenwedstrijd voor schrijvers uit Flevoland. Het thema was ‘Dus toch’. Gisteren was hiervan de uitreiking en helaas heb ik niet gewonnen; toch ben ik ontzettend trots op dit verhaal en ik hoop dat jullie het ook leuk vinden om deze te lezen hier op mijn blog. Ik ben benieuwd!
De Hulk
Met een brok in mijn keel, open ik de deur van het ziekenhuis. Mijn vader, moeder en zus lopen met wit weggetrokken gezichten achter mij aan naar binnen. Een lieve baliemedewerkster wijst ons de weg naar de Intensive Care en daar zien we mijn tante al zitten. Haar schouders hangen naar beneden en haar handen zijn voor haar gezicht geslagen. Ze ziet er verslagen uit. Wat zeg je tegen iemand, die op het punt staat haar zoon te verliezen?
We waren druk bezig met onze verhuizing naar Almere. Doordeweeks woonden we in Friesland en in de weekenden stonden we te klussen in ons mooie, grote huis in de Seizoenenbuurt. Mijn ouders waren druk bezig in het kantoortje, ik was aan het studeren voor mijn eindexamens en mijn zus was rijles aan het geven. In de woonkamer stond de Sonos box hard aan en mijn moeder zong luidkeels mee met Jennifer Lopez, terwijl ze bezig was met het inrichten van de vitrinekast.
Het huis begon al echt als thuis te voelen en na mijn eindexamen, konden we eindelijk helemaal over uit Friesland. Ik kon niet wachten! Als geboren Amsterdammer, voelde ik mij echt totaal niet thuis in dat boerengehucht.
De telefoon ging en de muziek werd uitgezet. Vanuit het kantoortje hoorde ik mijn moeder verward praten tegen iemand aan de andere kant van de lijn.
‘Wat zeg je nou? Hoe bedoel je? Ik kom er meteen aan! ‘ Wat er toen gebeurde ging als een waas aan mij voorbij. Mijn vader rende met grote passen naar de auto, mijn moeder volgde hem huilend naar buiten en sloeg complete wartaal uit. Het enige wat ik uit haar gebrabbel kon begrijpen, was dat er iets met Stefan aan de hand was. Het was goed mis.
Geschrokken en verward bleef ik alleen thuis achter met mijn Biologie boeken, alsof ik nu nog kon leren?
Mijn oom en tante waren in totale paniek vertrokken die nacht, ze waren compleet vergeten om de voordeur van hun huis op slot te doen en de ramen in de kamer van Stefan te sluiten. Mijn ouders waren eerst naar het huis van mijn tante gereden om de schade te bekijken en om de troep van de ambulancebroeders en brandweerlieden op te ruimen. Via de app kreeg ik van mijn moeder foto’s doorgestuurd van Stefan zijn kamer.
Overal lagen grote injectiespuiten, hulzen van naalden en stukken afgebroken hout; de brancard paste niet door de deurpost van het smalle, Amsterdamse rijtjeshuis. De brandweerlieden hadden zich een weg moeten banen door het al net zo smalle zolderraam. Weer een berichtje;
‘We komen je nu halen, daarna gaan we direct door naar het ziekenhuis’.
De rillingen liepen over mijn rug.
—
Gelukkig hoef ik niets te zeggen. Er zijn namelijk geen woorden voor een situatie als deze. Mijn tante kijkt ons met betraande ogen aan en begint meteen onverdraaglijk te huilen in mijn moeders armen.
De hele wachtkamer zit vol met vrienden van Stefan, een paar ken ik al wel en een aantal heb ik nog nooit gezien. Iedereen zit er machteloos bij, niemand zegt iets.
Mijn oudste neef, Jasper, is in slaap gevallen op een stoel in de hoek van de wachtkamer en mijn oom zit naast hem te huilen.
Ongemakkelijk plof ik neer op één van de blauwe, plastic stoelen. Ik pluk onzichtbare pluisjes van mijn broek en durf niet te praten.
Jess, de Australische vriendin van Stefan, zit spierwit naast mijn tante voor zich uit te staren.
Een lange, blonde verpleger stapt de wachtkamer binnen en schraapt voorzichtig zijn keel. Hij ziet er jong uit. De verpleger steekt zijn hand naar mij uit en ik leg zenuwachtig mijn hand in het zijne. ‘Ellen’ weet ik stotterend uit te brengen. ‘Robin’ zei hij voorzichtig.
Mijn zus en ouders stellen zich ook voor en dan doorbreekt mijn oom de daaropvolgende stilte.
‘Is er al meer informatie?’ Zijn stem klinkt schor, hoopvol kijkt hij Robin aan. Eigenlijk kijkt iedereen Robin nu hoopvol aan.
Robin fronst zijn wenkbrauwen tot een serieuze blik en kijkt de kamer langzaam rond, terwijl hij met zijn vingers tegen elkaar aantikt. Ook hij weet niet hoe hij dit nieuws kan brengen. Deze verpleger van 23 jaar jong kon het immers ook niet bevatten, dat een jongen van 21 uit het niets een hartstilstand kon krijgen en in een coma kon raken. Een uitzichtloze coma.
‘Stefan heeft een hersenactiviteit van minder dan 3%. Hij reageert niet op pijnprikkels en kan niet meer zelfstandig ademen, daarvoor hebben wij hem aan de beademingsmachine gelegd. Jullie moeten er niet van schrikken, maar Stefan heeft nu een gaatje in zijn keel, met een tube waar hij lucht door krijgt van de beademingsmachine. De dokters en de verpleging gaan Stefan de aankomende 72 uur observeren, als er in deze uren niets veranderd, gaan we bespreken wat de volgende stappen zullen zijn.’
Robin schuifelde met zijn voeten heen en weer, haalde zijn handen door zijn korte, blonde haren en voegde er nog voorzichtig aan toe ‘Er mogen maximaal twee bezoekers tegelijk bij Stefan op de kamer komen, anders wordt het te druk. Jullie kunnen gerust koffie of thee pakken in de gang en om de hoek van het ziekenhuis is een supermarkt. Wissel elkaar af en neem ook je eigen rust, er is niets wat jullie verder kunnen doen dan wachten.’ Hierbij keek Robin naar mijn tante, oom en Jasper, die inmiddels ook wakker was geworden.
’Het is eigenlijk het einde van mijn dienst, maar ik ga eerst even slapen en dan kom ik over een paar uur weer even bij Stefan kijken. Mochten jullie tussendoor nog vragen hebben, stel deze dan gerust aan de verpleging en aan de andere dokters die bij Stefan langskomen.’
Robin nam mijn oom en tante nog even apart en mijn ouders gingen als eerste samen naar de kamer van Stefan toe.
Ik ga denk ik maar koffie halen voor iedereen.
—
Eigenlijk durfde ik helemaal niet naar binnen. Ik had werkelijk geen idee wat mij te wachten stond. Gelukkig ging mijn zus met mij mee. Zij had eerder die dag haar lesauto direct aan de kant gezet toen zij het nieuws over Stefan hoorde en ze had meteen al haar leerlingen afgezegd voor de aankomende 72 uur.
Linda deed de deur van Stefan zijn kamer open. Een steriele alcoholgeur drong mijn neus binnen en ik kreeg kippenvel op mijn armen en benen tegelijk. Stefan zijn buik ging op en neer en elke keer als dat gebeurde, hoorde ik een pompje van de beademingsmachine. Overal zaten slangetjes en het buisje in zijn keel zag er pijnlijk uit. Ik kreeg het er meteen benauwd van.
Mijn zus begon zachtjes tegen Stefan te praten.
’Zou hij ons kunnen horen?’ vroeg ze zich hardop af. Ik haalde mijn schouders op. Zou het? Ik heb werkelijk geen idee. Hoe dit überhaupt heeft kunnen gebeuren snap ik niet. WAAROM is dit gebeurd?
‘Ik denk het wel’ zeg ik daarom maar. ‘Het kan in ieder geval geen kwaad, denk ik.’
Voorzichtig pakte ik zijn hand vast. Ik weet niet precies wat ik anders verwacht had, maar zijn hand voelde heel zwaar en koud aan. De tranen rolden over mijn wangen.
‘Zal ik anders muziek voor hem aanzetten? Of hem voorlezen?’ Linda graaide in haar tas en concludeerde dat er niets bruikbaars in zat.
‘Vergeten thuis, door de haast denk ik’ verdrietig kijkt ze naar Stefan en dan weer naar mij.
‘Zullen we weer op de gang gaan zitten? Dan kan er iemand anders bij hem kijken’.
Voorzichtig en met tegenzin leg ik Stefan zijn hand terug op het bed en met de rug van mijn rechterhand veeg ik de traansporen van mijn wangen af. In de wachtkamer aangekomen, geven we het stokje over aan twee goede vrienden van mijn neef en voor het eerst durf ik tegen mijn tante te praten.
‘Het was fijn om even bij hem te zijn’ breng ik voorzichtig uit. Ik hurk neer naast de stoel waar mijn tante op zit en sla besluiteloos mijn arm om haar heen. Gelukkig vindt ze het niet vervelend en samen huilen we een tijdje in stilte.
Uren gaan voorbij en inmiddels is het al lang midden in de nacht. Ondanks dat het al begin zomer was en het overdag al boven de 30 graden kwam, was het flink afgekoeld in het ziekenhuis. Klappertandend zit ik met mijn vestje over mijn blote benen geslagen in de wachtkamer. Mijn vader besluit dat het tijd is om thuis een paar uurtjes te gaan slapen en om in de ochtend weer terug te rijden naar het OLVG. Misschien is dat wel een goed idee, want het slapen in deze plastic stoeltjes is niet heel comfortabel en we kunnen toch niets anders doen dan wachten.
’Wij nemen morgen ontbijt mee voor iedereen. Bellen jullie als er iets veranderd?’ Mijn moeder neemt afscheid van haar zus en zwager en eenmaal in de auto, val ik als een blok in slaap.
De volgende ochtend word ik al vroeg wakker op mijn matras op de vloer, in mijn nu nog verder lege kamer in Almere. Even denk ik dat ik alles heb gedroomd en dat gisteren niet is gebeurd. Als ik mijn moeder op de gang tegen mijn zus hoor praten, realiseer ik mij dat deze nachtmerrie helaas wel waar is.
’Zal ik dit boek meenemen? Dit vindt hij vast leuk om te horen. Ik wil iets kunnen doen’ hoor ik Linda zeggen vanuit haar kamer. Mijn moeder helpt haar met het uitkiezen van een boek om voor te lezen. Het is zondagochtend en er is nog niets veranderd aan de situatie van Stefan en eigenlijk heb ik morgen mijn biologie-examen in Friesland. Wat moet ik in hemelsnaam doen? Zenuwachtig tik ik met mijn voet tegen de tafelpoot. Mijn moeder heeft de telefoon op luidspreker staan, als ze met de directie van mijn school belt.
‘Ze mag de eerste examens wel missen, maar dat is dan haar eigen risico. Het herexamen is dan haar eerste en enige kans om dit jaar te slagen voor haar VMBO TL-diploma.’ Klonk de stem van mijn decaan door de telefoon. Op zich kon ik alle taalvakken super goed en daar maakte ik mij dan ook helemaal geen zorgen over. Wiskunde en Biologie is een heel ander verhaal voor mij en ik ben er vrij zeker van dat ik daar een herexamen voor nodig heb.
Ik heb 7 vakken en moet er sowieso voor 6 slagen, wil ik mijn diploma krijgen en kunnen verhuizen naar Almere. Weg uit Friesland, waar ik mij echt zo niet thuis voel.
Dan zak ik maar. Morgen het examen maken is geen optie. Mijn hoofd is leeg en ik ben moe, bang en verdrietig.
‘Ik neem mijn studieboeken wel mee naar het ziekenhuis en ik ga gewoon vol voor het herexamen, mam’ stel ik haar gerust. Ze knikt en geeft me een kus op mijn voorhoofd.
‘Het komt allemaal goed, lieverd’ zegt ze sussend. Ik weet niet of we beide geloven wat we elkaar beloven.
Ook vandaag zit de wachtkamer weer vol met Stefan zijn vrienden, familie en zijn vriendin. Het ziekenhuispersoneel laat ons weten dat de situatie na gisterenavond onveranderd is en aan hun gezichten valt af te lezen dat dit waarschijnlijk ook niet meer gaat gebeuren.
Het is nu veel minder eng om de kamer van mijn neef in te gaan. De ergste schrik is er nu wel vanaf en de machines en draadjes zijn nu bijna normaal geworden.
‘Hij is helemaal opgezwollen’ verbaasd kijk ik Jasper aan, die naast Stefan op een stoel is gaan zitten.
‘Klopt, dat schijnt door vocht te komen, door het liggen en de medicijnen.’ Hij propt een oortje met muziek in Stefan zijn rechteroor en legt voorzichtig de Ipod naast het hoofd van zijn broer neer.
‘Hij lijkt een beetje op de Hulk zo’ zeg ik lacherig en ik sla gelijk een hand voor mijn mond. Geschrokken kijk ik Jasper aan, die eerst een blik over Stefan laat gaan en mij dan met een scheve lach om zijn mondhoeken aankijkt.
‘Hij mocht willen dat hij op de Hulk lijkt’ grapt hij terug. Het is gek om te lachen in een ziekenhuis, naast iemand die niet mee kan lachen en die niet meer wakker gaat worden. Het lucht wel ontzettend op en ik weet zeker dat Stefan er ook om had gelachen, als hij wakker was geweest.
—
De zon schijnt op mijn gezicht en ik voel het zout van mijn tranen branden op mijn wangen. Ik ben zo ontzettend moe, dat ik huilend in slaap kan vallen. We zijn al drie weken verder en elke dag bestaat uit het bezoeken van Stefan, eten, studeren en zitten wachten in het Oosterpark of de wachtkamer op de Intensive Care.
Er is aan mijn oom en tante gevraagd of Stefan een orgaandonor is en of zij hiervoor wat documenten kunnen doorlezen en tekenen. We zagen dit natuurlijk allemaal aankomen, maar het komt toch als een donderslag bij heldere hemel bij ons aan. Iedereen is ontdaan.
72 Uur zouden ze geven om de situatie te bekijken en in te schatten of er nog enig teken van leven in Stefan zit. Drie weken is wat we tot nu toe kregen. Elke dag hebben mijn zus en ik Stefan zijn voeten gemasseerd, om ze soepel en warm te houden, we hebben voorgelezen, muziek geluisterd en ik heb gezongen. Niets heeft geholpen.
‘Waar denk je aan?’ Ik had niet eens gemerkt dat Evan naast mij was komen zitten. De beste vriend van Stefan was er tot nu toe ook elke dag bij geweest en had net zulke donkere wallen onder zijn ogen als dat ik heb.
‘Ik vraag mij af wanneer het ophoudt en wat er daarna gaat gebeuren’ zeg ik eerlijk. Evan knikt langzaam en trekt wat grassprietjes uit de grond.
‘Ze zijn nu pijnprikkel testjes aan het doen. Met een pen op zijn nagelriemen, maar hij trekt zijn handen niet terug en dat is geen goed teken’ een diepe zucht ontsnapt uit Evan zijn mond en ik begrijp precies hoe hij zich nu voelt. Klote.
Als ik bij Stefan binnenkom, staat Robin net Stefan zijn tanden te poetsen. Elke dag komt Robin bij mijn neef kijken hoe het met hem gaat, hem verzorgen en kletsen met de vrienden en familie in de wachtkamer. Zelfs als hij helemaal geen dienst heeft. Ik heb echt diep respect voor deze verpleegkundige en ik kan zien dat deze situatie hem echt diep raakt.
‘Ik ga hem zo ook even scheren’ zegt Robin, terwijl hij met een blauw papiertje Stefan zijn mondhoeken schoonveegt. De tandpasta ruikt lekker fris en ik vind het echt heel fijn om te zien dat Stefan zo goed verzorgd wordt.
‘Super bedankt, Robin. Ik vind het echt heel fijn wat je allemaal voor Stefan en voor ons doet’ zeg ik dus maar en ik sta op om naar de wachtkamer terug te lopen.
Robin kijkt mij met een warme lach aan en begint dan het scheerschuim op Stefan zijn wangen te smeren ‘Kom op, Hulk’ hoor ik hem zeggen, terwijl ik de deur achter mij sluit
‘We gaan je weer even opfrissen’.
—
Zenuwachtig kijk ik op de klok. De tijd gaat super traag en de woorden dansen voor mijn ogen op het papier. Rustig blijven Ellen, gewoon goed lezen en logisch nadenken. Hoe zou het met Stefan gaan? Niet aan denken nu: FOCUS!
‘Jullie hebben nog 30 minuten om het herexamen af te maken’ roept de docent door het lokaal.
Ik kijk naar mijn mobiel op het hoekje van zijn bureau. Hij is nog niet afgegaan, Stefan leeft dus nog. Mijn moeder had mij belooft om te bellen als hij was overleden, maar ook alleen dan. Niet voor onzinnige dingen, dan zou ze gewoon een sms sturen. Bellen betekende dood.
De docent ziet mijn bezorgde blik en hij loopt naar het hoekje van het bureau, pakt mijn telefoon en kijkt mij geruststellend aan. Opgelucht haal ik adem en begin weer rustig mijn examenvragen te lezen. Wat kan mij het nou schelen wat een pantoffeldiertje eet en waar plankton vandaan komt? Ik wil naar Stefan.
Niemand had verwacht dat we 5 weken in het ziekenhuis moesten wachten op .. tja? Op wat eigenlijk? De kans werd met de dag kleiner dat Stefan uit zichzelf wakker zou worden en als dat al zo was; hoe zou hij er dan uit komen? Gehandicapt? Totaal als een kasplantje? Zo veel vragen die niets met mijn examen te maken hebben.
De zoemer gaat en ik lever mijn Biologie herexamen direct in. Met een graai pak ik mijn telefoon van het bureau af, om erachter te komen dat de situatie onveranderd is. Met een gerustgesteld gevoel loop ik naar mijn tweede herexamen toe.
Gelukkig ben ik kei goed in Engels.
—
We hebben een eigen familie wachtkamer gekregen. Stefan is verplaatst naar een kamer waar wij in alle rust afscheid van hem kunnen nemen. Mijn tranen zijn op. Het blijft zo bijzonder om te zien dat de hele wachtkamer vol zit met vrienden en familie. Geen moment zijn zij van Stefan zijn zijde geweken, dat noem ik pas vriendschap.
‘Geen HAAR op mijn hoofd die dit gaat tekenen. Ik kan dit niet, het is míjn zóón!’ met een schreeuw van verdriet stormt mijn tante de wachtkamer in en ik val bijna van mijn stoel van schrik. Mijn oom sjokt er witjes achteraan en bij Jasper lopen de tranen over zijn wangen.
‘Wat is er aan de hand?’ vraagt mijn moeder, terwijl ze opstaat en mijn tante een knuffel geeft.
‘Ze willen dat ik de stekker eruit trek. Ik kan toch niet de stekker bij mijn eigen kind eruit trekken. Ik kan dit niet. Laat het ophouden, ik kan dit niet.’
Huilend zakt mijn tante in een van de comfortabele wachtkamer stoelen. Een ouder hoort haar kind niet te overleven, dat is tegen alle wetten en gevoelens in.
‘We kunnen hem niet eeuwig in coma laten liggen met een tube in zijn keel’ zegt mijn oom verdrietig. Hij is naast mijn tante op de grond gaan zitten en wrijft liefkozend over haar bovenbeen heen.
‘Dit is toch geen leven, hij kan niet eens zelf ademhalen’ voegt hij er nog aan toe. Wat totaal in het verkeerde keelgat schiet bij mijn tante.
‘Als we de stekker eruit trekken, dan heeft hij helemaal geen leven meer. IK ga MIJN ZOON niet vermoorden, ik doe het niet.’
Iedereen om mij heen zat te huilen en ik dacht aan alle fijne vakanties die we samen met mijn oom, tante en neven hebben gehad. Hoeveel we hebben gelachen samen en ik vraag me voor de laatste keer af. Hoe heeft dit in ’s hemelsnaam kunnen gebeuren?
—
De stekker moest eruit. Het ziekenhuis had ons al veel te lang de tijd gegeven. 6 weken lang in deze pijnlijke rollercoaster van emoties. Mijn tante was al vier dagen niet bij Stefan op de kamer geweest, ze wilde hem niet meer zien en hem herinneren zoals hij vroeger was. Hetzelfde geldt voor Jasper. Mijn vader en moeder hebben er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat ze toch nog afscheid van Stefan gaan nemen, maar ze zijn beide vrij koppig.
‘Nu heb je de kans nog, ga naar je zoon toe. Hij is er nu nog en misschien hoort en voelt hij je aanwezigheid wél. Je weet het niet, ga! Anders krijg je er later spijt van’ probeerden mijn ouders. Ik vond dat ze gelijk hadden.
Het was tijd om afscheid te nemen en deze keer ging ik met een steen in mijn maag de kamer binnen. Mijn zus loopt vlak achter mij aan en opa besloot ook met ons naar binnen te gaan. Met zijn drietjes staan we naast Stefan zijn bed en als vanzelf pak ik zijn koude, zware hand vast. Wat zeg je tegen iemand, die je misschien niet eens kan horen en die doodgaat?
‘Lieve Stefan, wat heb je gevochten. Ik vind dit zo ontzettend erg, ik weet niet meer wat ik moet doen’ zeg ik, terwijl de brok in mijn keel alsmaar groter groeit.
Ik had nooit verwacht dat het zo heftig zou zijn. We zagen dit toch 6 weken geleden al aankomen?
‘Word nou gewoon wakker man, kom op! Je bent nog veel te jong’ zegt mijn zus, een beetje bozig en ze pakt Stefan zijn voeten vast. ‘We hebben niet voor niets elke dag je voeten staan masseren hoor’ zegt ze, terwijl ze zijn tenen zachtjes heen en weer beweegt.
Mijn opa kijkt alleen maar toe en ook hij heeft de tranen inmiddels over zijn wangen stromen.
Opeens vliegen de rillingen over mijn hele lichaam en mijn hart maakt een geschrokken sprongetje. Stefan knijpt hard in mijn hand en zijn ogen vliegen open. Ik schrik zo erg, dat ik zijn hand wil loslaten, maar het gaat niet.
Stefan knijpt veel te hard.
Uit zijn keel komt een harde, intense schreeuw en in paniek en vol ongeloof roepen wij er een verpleger bij.
‘Het zijn alleen maar reflexen. Stefan is niet wakker, je hebt het je vast ingebeeld, dat hij zo hard in je hand kneep.’
Een vrouwelijke verpleegkundige geeft mij een glaasje water om bij te komen van de schrik. Trillend zit ik op de vloer, in de gang van het ziekenhuis en ik leun met mijn hoofd tegen de deur van Stefan zijn kamer aan. Ik geloof geen woord van wat ze tegen mij zegt. Ik heb het verdorie toch zelf gezien en gevoeld.
‘Hij keek mij echt aan! Hij kneep heel hard in mijn hand én hij schreeuwde! Jullie mogen de stekker er niet uithalen, niet vandaag!’ Mijn stem klinkt smekend en ik sta resoluut op. Alleen mijn tante kan ze nu nog tegenhouden om de beademing te stoppen.
In de wachtkamer staat Linda al met mijn oom en tante te praten. Jasper is bij Stefan gaan kijken, zodra hij ons schreeuwend en huilend uit zijn kamer zag komen. Ergens ben ik heel blij dat hij weer bij zijn broer gaat kijken, na een week niet de kamer in te zijn geweest.
Er was nog hoop. Ik voelde het sterker dan dat ik in al die weken had gevoeld. Stefan keek mij aan!
‘Ik geloof jullie niet, jullie liegen tegen mij. Mijn zoon gaat dood vandaag, hoe durf je dit tegen mij te zeggen. Hoe kun je mij valse hoop geven?!’ Mijn tante staat neus aan neus met mijn zus en mijn oom houdt haar met 1 arm tegen. Hij zegt verder niets en mijn zus kijkt mij hulpzoekend aan. Ik snap het best, al een week ziet mijn tante er tegenop om de stekker eruit te trekken en nu is het zo ver en komen wij met dit verhaal aan. Het is ook eigenlijk niet te bevatten.
‘Ik heb het ook gezien, hij kneep echt in mijn hand. Waarom zouden wij hierover liegen? Je kunt op zijn minst nog 1 dag wachten met het stoppen van de beademingsmachine’ probeer ik voorzichtig, doch dwingend.
‘Wat maakt die ene dag langer nou uit?’.
De hele nacht zitten we met zijn alle zwijgend in de wachtkamer. Om beurten gaat er iemand bij Stefan kijken. Robin is er ook en af en toe doet hij een aantal testjes, zoals met een balpen onder Stefan zijn voeten kietelen. Stefan trekt zijn voeten helaas niet weg.
In de ochtend komt er een verpleegster om mijn neef te wassen. Ik zie haar naar binnen gaan en wacht geduldig voor de deur, tot ik naar binnen kan. Zelf had ik geen oog dichtgedaan die nacht en ik hoorde in mijn hoofd steeds het schreeuwende geluid dat Stefan de avond ervoor had gemaakt.
‘Stefan?’ hoor ik hard vanuit de kamer van mijn neef. ‘Stefan kun je mij zien?’
Een adrenaline stoot laait op in mijn borstkas. Is dit echt? Gebeurt dit echt? De deur gaat open en de verpleegster beent met grote passen, zonder iets te zeggen langs mij heen. Ze verdwijnt door een andere deur en even later komt ze met verschillende dokters weer terug de gang op.
‘Wat is er aan de hand?’ Vraag ik met een gespannen stem. Mijn hart klopt zo hard, dat ik hem kan horen kloppen en als de verpleegster mij vraagt of ik mijn oom en tante wil halen, trek ik een sprintje naar de wachtkamer.
‘JULLIE MOETEN KOMEN’ roep ik buiten adem. ‘Er is iets met Stefan gebeurd’ zeg ik, omdat ikzelf ook geen idee heb wat er zojuist is gebeurd.
Mijn tante springt op en samen met mijn oom loopt ze direct naar de kamer van hun zoon toe. Jasper staat ook op en kijkt mij met een schuin hoofd aan. ‘Je loopt toch niet de boel weer te focken hè?’ zegt hij met een trillende stem. Ik schud wild mijn hoofd en trek hem aan zijn arm mee de gang op.
Bij de kamer aangekomen, zien we verschillende artsen en verpleegkundigen, waaronder Robin, pijnprikkel testjes doen en bewegingen maken met hun vingers, voor Stefan zijn ogen. Op zijn hoofd zijn stickertjes geplakt en Robin kijkt ons aan met een blik vol ongeloof.
‘Jullie geloven dit nooit’ begint hij voorzichtig.
‘Stefan is wakker’
—
Niemand had ooit gedacht dat mijn neef dit kon overleven, de hoop was eigenlijk al opgegeven. In 2009 is dit verhaal waargebeurd en inmiddels staat de situatie van Stefan ook beschreven in het Medische boek met wonderen. Na een hartstilstand, een coma van 6 weken en een lang proces van revalideren, leeft Stefan nu met een hartkastje. Het enige wat hij aan dit verhaal heeft overgehouden, is een verkrampte linkerhand, evenwichtsproblemen en slecht zicht.
Stefan is bijna helemaal de oude en spreekt nog steeds alle talen die hij eerst ook kon spreken voor zijn coma, hij reist de wereld over en woont samen met zijn beste vrienden in een appartement in Amsterdam.
Onlangs heeft Stefan de filmacademie afgerond en nu werkt hij als filmregisseur samen met hele grote namen in het vak.
Wonderen bestaan dus toch..
Oh en mochten jullie het jezelf afvragen: Ik ben met vlag en wimpel geslaagd voor mijn VMBO TL diploma.
–
Liefs,
Ellen
Wauw wat een mooie en heftig verhaal. Super mooi en knap beschreven meis.